Koningspinguïns leven op eilandjes in de buurt van Antarctica . Ze hebben zich heel goed aangepast aan het leven in koude gebieden . De dieren hebben een dikke laag veren waarmee ze hun lijf goed warm kunnen houden . Pinguïns kunnen niet vliegen , maar toch zijn het vogels .
Ze hebben namelijk wel een snavel en veren en ze leggen eieren . En dat zijn de kenmerken van vogels . Ze hebben ook vleugels , maar toch kunnen ze hier niet mee opstijgen . De pinguïns zijn namelijk te zwaar . Botten van andere vogels zijn hol en dus niet zo zwaar , maar de botten van een pinguïn zijn massief . Koningspinguïns zijn heel trouw aan elkaar . Als er eenmaal een stel is gevormd blijven het mannetje en vrouwtje hun hele leven bij elkaar . Het grootste deel van hun leven brengen de pinguïns door in het water , jagend op lekkere verse vis . Ze eten bijna alleen maar vis , heel zelden vangen ze een inktvisje of een kreeftje .
Ze kunnen best hard zwemmen , wel 20 km per uur . Eigenlijk vliegen ze onder water ! Hun vleugels kunnen ze in het water goed gebruiken als een soort vinnen . Ze kunnen ook heel diep duiken en dat is handig om voedsel te pakken te krijgen . De koningspinguïns kunnen behoorlijk lang onder water blijven . Pas na ongeveer twintig minuten moeten ze weer naar boven om adem te halen .