De haai is een heel oud dier . Hij bestaat al 400 miljoen jaar . Er zijn ongeveer 375 soorten .
Haaien zijn heel anders dan gewone vissen . De graten van gewone vissen zijn van botweefsel , terwijl die van haaien uit kraakbeen bestaan . Kraakbeen is veel zachter dan bot . Bij jezelf voel je het kraakbeen in je oorschelpen en in het puntje van je neus . Door het kraakbeen kan de haai snel van richting veranderen . Ook is hij licht van gewicht .
De haai heeft aan de zijkanten van zijn kop vijf spleten . Hierachter zitten de kieuwen . Daarmee haalt de haai adem . De haai zwemt en houdt daarbij zijn bek open . Zo komt er water met zuurstof naar binnen . Het water perst hij door zijn kieuwen naar buiten . De zuurstof blijft in zijn lichaam .
De huid van haaien is bedekt met kleine , scherpe huidtandjes en voelt daardoor aan als schuurpapier . Huidtandjes bestaan écht uit tandbeen , net als onze tanden en kiezen .
Haaien eten vis , inktvis en andere zeedieren . Om te kunnen jagen , moeten ze goed zien en ruiken . Als een dier gewond is , ruikt de haai het bloed . Haaien hebben een indrukwekkend gebit . In de boven- en onderkaak staan de vlijmscherpe tanden rechtop . Achter elke tand ligt een rijtje nieuwe tanden . Als er een is uitgevallen , neemt de tand erachter de lege plaats in . Laat die tand na een tijdje weer los , dan is de volgende in de rij aan de beurt . Haaien wisselen hun leven lang hun tanden . Op het strand vind je soms fossiele haaientanden die vaak zwart van kleur zijn .